We zijn geduldig geweest. We zijn optimistisch geweest, positief, empathisch. We hebben gelachen, gehuild, samen gezongen en geapplaudisseerd. Elkaar er door gesleurd in de moeilijkste momenten van het jaar 2020. We hebben gekeken naar elkaar, elkaar geobserveerd. We hebben naar elkaar gebeld, elkaar opgezocht. Gepolst bij elkaar of alles goed ging. We hebben iets vaker dan normaal gezegd dat we elkaar graag zien. Soms door emoties bevangen, soms innerlijk verlamd, afgevlakt, gezocht naar de juiste woorden. Niet alleen naar de juiste woorden, maar ook naar de juiste emoties.
Wat zijn eigenlijk de ‘correcte’ emoties gedurende een pandemie? We hebben ons boos gemaakt over de virologen en de experts. De politici vervloekt, uitgelachen. We werden zelfs wereldnieuws. Onze woonzorgcentra werden afgeschilderd als coronasterfhuizen. We trokken zelfs de aandacht van The Daily Show, met de toiletmaatregelen tijdens de feestdagen. We hebben ons opgewonden tijdens elke persconferentie van de Nationale Veiligheidsraad. We bleven achter met vragen. Eenzame mensen bleven achter in eenzaamheid. Andere mensen leerden wat eenzaamheid was.
Als corona voorbij is…
We werden opstandig. Keerden onze rug naar de beleidsmakers. We verloren onze job, onze klanten, alles wat we hadden opgebouwd in al die jaren. Zelfstandigen werden creatief en bereikten hun klanten via sociale media. Het solidariteitsprincipe werd zichtbaar in de samenleving. We waren niet enkel solidair via onze loonfiches, maar hielpen onze zelfstandigen door deze onzekere periode door nog meer inkopen te doen. Een extra fles wijn of boek, het maakte niet uit, het was voor het goede doel.
'We klampten ons aan elkaar vast via alle mogelijke kanalen'
We zouden er samen door komen. Frank Vandenbroucke, minister van Volksgezondheid, zei dat we elkaar niet zouden loslaten. Dat hebben we ook niet gedaan. We klampten ons aan elkaar vast via alle mogelijke kanalen: sociale media, telefoon, mail. Wandelingen leken eindeloos te duren. Gesprekken eindigden steevast met: ‘als corona voorbij is…’ Er ontstonden nieuwe vriendschappen, nieuwe relaties, nieuwe samenwerkingen, nieuwe plannen. Het enthousiasme was nooit getaand. Er was levenslust ondanks de overlijdens. Coronadoden noemden we ze. De dood liet haar aanwezigheid elke dag gelden. Er was vechtlust. Ik had nog nooit zoveel oorlogstaal gehoord in mijn leven. Men sprak over een onzichtbare vijand en ik bedacht me dat ik zelfs nog nooit een zichtbare vijand had gehad, laat staan een onzichtbare.
Opofferingen
Het zorgpersoneel kreeg een sociale upgrade in de samenleving. Maar ook niet meer dan dat: een aanmoedigingspremie van €900 bleek een zoveelste halve waarheid te zijn. We zagen wat voor opofferingen deze mensen deden voor de volksgezondheid en de politiek suste hen met €300 netto. En de consumptiecheques moesten nog verdeeld worden.
Soms schaamden wij ons omdat we klaagden. We schaamden ons omdat we ongeduldig werden. Sommigen bleven onverstoord relativeren, op een robotachtige manier. Mensen met kinderen klaagden over hun kinderen. Mensen zonder kinderen klaagden over mensen met kinderen die klaagden. We werden prikkelbaar. Het duurde veel te lang. De eerste depressies kwamen om de hoek loeren. Mensen werden rusteloos. Kappers pleegden zelfmoord. Wereldwijd zagen we de cijfers nog meer stijgen. En dan veranderde plots hoop in cynisme.
Eindeloze monotonie
En net dat cynisme stak bij mij de kop op in november. En dan moest de besmetting van de bewoners van een woonzorgcentrum in Mol na een bezoek van de hulpsint nog komen. We waren er nog niet. Er waren ware razzia’s op lockdownfeestjes. Er werd een telactie van pizzadozen aangekondigd door de gouverneur van Antwerpen. De vergelijking met de jaren 30 werd keer op keer gemaakt. ‘Politiestaat, fascisme, klikburen’, de verwijten vlogen alweer in het rond. Mensen werden tegen elkaar opgezet. De overheid had haar burgers niet meer onder controle. De burgers voelden zich in de steek gelaten door diezelfde overheid.
'Een leven zonder perspectief is een leven zonder vreugde'
Sombere gevoelens namen het over van de eerste lockdown. Een leven zonder perspectief is een leven zonder vreugde, afgestompt door monotonie. Wij moesten het optimisme laten voor wat het was en zien te overleven. Ook ik, die ooit de eenzaamheid had geromantiseerd, ben op mijn limieten gebotst. Ik zoek naar een uitweg, een route, om terug naar die tijden te gaan. Waar melancholie samensmolt met productiviteit. Het enige wat ik kan zeggen is dat ik mezelf niet meer herken. En dat ik nu terug elke dag calorieën tel om ergens controle over te krijgen. Want mijn leven is mij ontnomen. Ik, die genoot van de eenvoud van het leven, van dagelijks tussen de mensen te zitten, met de achtergrondgeluiden van kletterende koffietassen en het geratel van een koffiemachine in een koffiebar in mijn oren, kruip nu vaker op de zetel en staar wezenloos naar buiten. Met de enige vraag in mijn hoofd: hoelang nog?
Het gemis van kindervreugde
Het mondmasker werd onderdeel van onze outfit. Voor elke outfit of jas een passend mondmasker. Vroeger controleerde ik mijn handtas op sleutels, bankkaarten om er zeker van te zijn dat ik alles bij me had. Nu is er een extra onderdeel dat ik moet afvinken telkens ik mijn appartement verlaat, het mondmasker. ‘Het nieuwe normaal’ werd keer op keer opgeworpen als een verontwaardigde reactie op de veiligheidsmaatregelen. In de eerste lockdown lachte ik met het ongeduld van de mensen. Nu kijken die mensen meewarig naar mij. Dit kan inderdaad niet het nieuwe normaal zijn.
'ik mis de geur van mijn moeder en vader'
Geen idee wat het is met mij, maar ik mis de geur van mijn moeder en vader. ‘Jij ruikt naar mama en jij ruikt naar papa’, zei ik tegen mijn ouders toen ik klein was. Specifieke geuren die me zijn bijgebleven uit mijn jeugd komen ineens in mij op. Ik heb mijn ouders al sinds maart niet meer geknuffeld. Wij zijn een familie met veel liefde voor elkaar en voor iedereen. En opeens konden wij dat niet meer uiten. Hun kleinkind verschijnt regelmatig via WhatsApp en zwaait naar ebe en dede (respectievelijk oma en opa in het Turks). Zelfs een achtjarige spreekt over ‘tijden na corona’ en vraagt zich af of hij zijn grootouders mag knuffelen als hij zijn huisgemaakte lievelingsbroodjes van ebe krijgt. Wat hebben we onze kinderen toch aangedaan, vraag ik mij dan af.
Ik zag regelmatig rijen vrolijke kindjes in gele hesjes hand in hand met hun juffrouwen naar de bibliotheek wandelen. Nu wandelen ze nog, maar ze zijn ingetogen, stil, voorzichtig. Dat laatste is misschien wel de rode draad voor heel het jaar 2020 geweest. Bij elk afscheid na een telefoongesprek of videochat sloten we af met ‘voorzichtig zijn, he!’. Alsof die duizenden overledenen niet voorzichtig zijn geweest. We staan machteloos tegenover de pandemie, tegenover het virus. Terwijl ik altijd in mezelf beargumenteerde dat we machtiger waren dan het virus. Ik geloof daar nog altijd in. Ik geloof gewoon niet meer in de politiek en haar beleid. Dat slabakt gewoon maar. Het is wat het is.
Dansen in de straten
En nu is de nationale hoop Pfizer geworden. Pfizer zal 2021 redden voor ons. Wij lopen een marathon uit op dit moment. Geen idee hoe ver het nog tot de eindstreep is. Ik kan alleen zeggen dat we nog leven, dat we nog voelen. Als deze pandemie ons iets heeft geleerd, dan is het wel dat we allemaal menselijk zijn. En solidair. Gelukkig maar. Ik kijk uit naar de revival van de roaring twenties met jullie. Wij gaan zorgeloos dansen in de regen, op cafétogen, in de straten. Wij gaan herleven. Ik, samen met jullie. Beginnen jullie alvast aan 2021? Ik moet nog enkele zaken van 2020 afhandelen. Sending love…
Comentarios