‘Ga naar je kamer en kom er pas uit wanneer ik het zeg!’
Ik keek verward op van mijn boek, mijn moeder keek gespannen naar mij. We waren in Ankara met vakantie, het was het jaar 1994.
‘Heb ik iets verkeerd gedaan?’, vroeg ik, bang voor het antwoord dat ging komen.
‘Nee, je hebt niks verkeerd gedaan. Er hebben net mensen gebeld en ze willen naar jou komen kijken. Blijkbaar schatten ze jou ouder in. Ik heb het nog zo gezegd dat ze niet moeten komen, ze drongen aan op een bezoek. Ik kon niet weigeren.’
‘Wat wil dat zeggen, naar mij komen kijken?’
‘Kijken of je een geschikte huwelijkskandidaat bent, Pinar. Beloof me alsjeblieft dat je in je kamer blijft totdat ze weg zijn. Neem desnoods wat nootjes en cola mee naar je kamer.’
Mijn vader begon te vloeken in het Turks. Ik weet niet naar wie of wat hij vloekte maar later daagde het mij dat hij vloekte uit machteloosheid.
Dus luisterde ik naar mijn ouders en verborg mij in mijn kamer. Sengül, mijn buurmeisje in Ankara, kwam mij gezelschap houden. Ze benijdde mij omdat ik al was opgemerkt. We waren allebei 14 jaar maar we hadden totaal verschillende ambities in het leven. Zij wilde zo snel mogelijk trouwen en ik wilde de wereld ontdekken.
'Waarom verstop je haar? Ze gaat toch ooit moeten trouwen, hoor!'
We hoorden een vrouwenstem in het dialect tegen mijn moeder verontwaardigd roepen: ‘Waarom verstop je haar? Ze gaat toch ooit moeten trouwen, hoor!’
Ik hoorde de kalme stemmen van mijn ouders, de voordeur die dicht klikte, dan voetstappen naar mijn kamer. Sengül vond het allemaal spannend en vroeg zich af of de zoon van die mensen knap was. Haar ogen glinsterden en ze lachte nerveus. Mijn moeder kwam binnen met rollende ogen en een hoop gezucht. Ze plofte neer op mijn bed en nam een slok van mijn cola. Mijn moeder dronk nooit cola.
‘Ik was 11 jaar en speelde buiten met de poppen toen er mensen naar mij kwamen kijken. Mijn moeder huilde en riep dat ik nog maar een kind was. Je wordt opgemerkt nu, Pinar, dit gaat nog vaak gebeuren. Sommige Turkse families zullen deze vreselijke gebruiken nooit loslaten. Mijn taak is ervoor te zorgen dat jij niet wordt gekeurd. Je bent in de eerste plaats een mens. Je verdient beter.’
Trauma op trauma
'Op klaarlichte dag liepen er nog andere mensen rond die mijn angst in mijn ogen zagen, maar niemand reageerde'
De zomer van 1994 leek eindeloos te duren. Ik had nog een week vakantie voor het nieuwe schooljaar begon. Ik fietste naar de plaatselijke drukkerij om pennen en schriftjes te kopen. Het was ook de tijd dat in Overpelt een asielcentrum was geopend. Ik had nog een kilometer te gaan toen er opeens een zwarte man aan mijn linkerzijde kwam fietsen. Hij maakte obscene gebaren met zijn lippen en handen en ik probeerde harder te trappen om zo snel mogelijk op mijn bestemming te geraken. Totdat aan mijn rechterzijde ook een zwarte man opdook op een rammelende fiets en die ook dezelfde obscene gebaren maakte. Ze riepen dingen naar elkaar in een taal die ik niet begreep en lachten mij uit omdat ze zagen dat ik huilde. Eenmaal mijn bestemming bereikt gooide ik mijn fiets tegen de gevel van de drukkerij zonder ze op slot te doen en rende naar binnen. De Afrikanen draaiden rondjes op de straat en bleven die obscene gebaren herhalen. Op klaarlichte dag liepen er nog andere mensen rond die mijn angst in mijn ogen zagen, maar niemand reageerde. Ik liep naar de verantwoordelijke van de drukkerij en legde uit wat er was gebeurd. Het enige wat hij zei was dat die mensen ook een kans in ons land moesten krijgen. Dat was dat.
Ik ging studeren in Gent en kwam in de eerste week dat ik daar verbleef een exhibitionist tegen. Ik rende naar mijn broer om het te vertellen, hij antwoordde met een schaterlach en: ‘ik woon al twee jaar in Gent en ik ben nog nooit een exhibitionist tegengekomen.’ Weken verstreken en ik probeerde de dingen te plaatsen, ook de reactie van mijn broer. Ik wandelde van de bibliotheek naar mijn kot toen ik botste op dronken studenten die mijn borsten betastten. Ik kan mij niet meer herinneren met hoeveel ze waren. Maar dat was het moment dat ik besefte dat ik nog niet klaar was voor Gent. Ik was opgegroeid in een beschermd milieu en in de grote stad moest ik trauma op trauma proberen te verwerken. Dat was te veel voor mij. Ik stopte met mijn opleiding en sloot me een jaar op in mijn kot. Mijn ouders dachten dat ik gewoon studeerde. Ik loog dat ik examens had en dat ik veel studeerde. Op het einde van het schooljaar zei ik tegen mijn ouders dat ik wilde terugkeren naar Overpelt. Ze begrepen er niks van, waren zelfs teleurgesteld. Mijn broer zei dat ik een jaar had geprofiteerd door niets te doen.
'Een vrouwelijke collega zei zelfs dat ik niet te veel moest nadenken en dat ik gewoon maar op de schoot van de directeur moest gaan zitten'
Ik begon te werken in een supermarkt waar de directeur op een ochtend in het bijzijn van mijn collega’s zei dat hij de vorige nacht had gedroomd over mij. En hij knipoogde naar mijn mannelijke collega’s. Ik was nog maar 19 en was verbaasd over zijn uitspraak. Ook daar vroeg niemand hoe het met mij ging na dat voorval maar borduurden ze verder op de fantasie van de directeur. Een vrouwelijke collega zei zelfs dat ik niet te veel moest nadenken en dat ik gewoon maar op de schoot van de directeur moest gaan zitten.
Ik leerde mannen kennen die het nodig achtten om over mijn uiterlijk te praten: ‘je bent mooi maar iets te dik.’
Mijn beste vriendin, een feministe weliswaar, zei dat er best wel leuke outfits waren voor volslanke dames.
Mijn andere beste vriendin, de moslimfeministe die in het openbaar zich gedroeg als een vrome moslima, maar met mij rookte en alcohol dronk en tijdens de ramadan in het geniep at, haalde haar schouders op. Alsof ze wilde zeggen dat ik er niet te zwaar aan moest tillen, die dingen gebeurden nu eenmaal.
Een hoffelijk voorstel
Ik was 23 jaar en drie maanden getrouwd toen ik huilend naar mijn ex-schoonvader belde: ‘je zoon behandelt mij niet goed, ik ben niet gelukkig.’ Die lieve, zachte schoonvader, die mij op mijn voorhoofd had gekust toen ik met zijn zoon trouwde, zweeg aan de andere kant van de lijn. ‘Misschien moet je eens naar een psycholoog gaan, Pinar’. Alsof hij een zakelijk voorstel deed, koel en beredeneerd. Mijn ex lachte mij uit toen ik de telefoon had neergelegd.
Toen ik ging scheiden zeiden alle Turkse vrouwen dat mijn moeder mij te veel had verwend en als een prinses had opgevoed. Mijn moeder en ik huilden in alle eenzaamheid tussen vier muren. Mijn vader en broer waren nergens te bekennen.
Ik bouwde een leven op in Hasselt en begon te daten: ‘hoe komt het dat je nog single bent? Je bent mooi, slim en je staat op je eigen benen. Je bent waarschijnlijk een moeilijke, is het niet?’
Mijn leidinggevende in die tijd vroeg of ik geïnteresseerd was in een onenightstand met hem. Alsof het een dagelijks gesprek tussen twee collega’s was: ‘oh ja, ik ben beschikbaar voor een onenightstand maar je moet je niet verplicht voelen. Een nee is een nee.’
(Hoffelijk, toch?)
Het probleem
'Plots werden mijn billen betast door onbekende mannen. Alsof dat een logisch recht was'
Plots werden mijn billen betast door onbekende mannen. Alsof dat een logisch recht was, wat was mijn probleem?
Ik sprak in de periode van 2009-2010 vaak af met een journalist die mij zou begeleiden in de wereld van de politiek. Hij was 27 jaar ouder dan ik. Mijn politieke mentor bleek andere plannen te hebben en vroeg op een avond aan mij of ik geïnteresseerd was in een relatie met hem want ‘jij bent onafhankelijk en ik ben vaak in het buitenland, dus ik denk wel dat er iets moois kan bloeien tussen ons.’ Dat was dus zijn manier om een vrouw het hof te maken. Ik weet nog precies wat ik die avond at: pompoensoep. En telkens als ik pompoensoep eet, denk ik aan die bewuste avond. Hij heeft mij nog jarenlang lastiggevallen. Hij begreep niet wat het probleem was.
Een andere leidinggevende doopte mijn naam om in Pinar Ambras. Alle mannelijke collega’s lachten, in het begin was het grappig. Totdat ik aan de zakelijke relaties ook werd voorgesteld als Pinar Ambras. Er volgde altijd een uitleg. ‘We noemen haar Pinar Ambras omdat ze altijd ambras maakt.’
(Natuurlijk, wat anders…)
‘Pinar, kom eens onder mijn bureau vandaan!’ Alle deuren waren open, de collega’s lagen dubbel van het lachen.
Toen ik aan mijn leidinggevende vroeg of hij een rietje wilde in zijn cocktail, keek hij verbaasd op: ‘ik dacht dat je vroeg of ik een ritje wilde!’ Collega’s lagen alweer dubbel.
‘Goeiemorgen, Pinar Ambras!’ Toen ik voor de zoveelste keer, na zes maanden om precies te zijn, vroeg om mij niet zo te noemen en zeker niet op die manier voor te stellen aan onze zakelijke relaties, reageerde hij verontwaardigd: ‘maar iedereen vindt het grappig, wat is je probleem toch!?’
Toen ik een verlofaanvraag indiende, ging hij naar al mijn collega’s om te vragen of zij akkoord gingen met mijn aanvraag. Mij werd nooit gevraagd of ik akkoord was met de vakanties van mijn mannelijke collega’s. Na een week dralen, stemde hij toe met mijn twee weken vrijaf op voorwaarde dat hij mij elke dag mocht bellen om dingen te vragen. Al mijn dossiers waren nochtans afgewerkt. Op mijn eerste vrije dag kreeg ik om 9u30 een sms met een banale vraag die hij ook aan zijn vrouw kon stellen.
Diezelfde smiecht stelde op een dag vast dat ik geen mensen vertrouwde. Dus het probleem lag nog altijd bij mij.
Ongemakkelijke stiltes
Een andere leidinggevende zei ooit tegen mij dat als ik vooruit wilde in mijn carrière dat ik best maar deed wat hij wilde.
Een obese man met spinazie tussen zijn tanden, een zure zweetgeur en vlekken op zijn hemdskraag vond het nodig om de volgende waardevolle melding te maken: ‘Voor iemand die zo vaak loopt, ben je best wel dik.’
De volgende scheldwoorden vormen een constante in mijn leven:
Hoer
Lege doos
Dikke trut
De volgende opmerkingen vormen een constante in mijn leven:
Je bent dik.
Je hebt een moeilijk karakter.
Je bent emotioneel.
De volgende vragen vormen een constante in mijn leven:
Wat is jouw probleem?
Waarom ben je ook zo’n moeilijke?
Kan je niet een paar kilo’s afvallen?
Een Vlaamse feministe maakte ooit de opmerking dat ik niet zo ver zou geraken in het leven en op professioneel vlak met dat ‘onrechtvaardigheidsgevoel’ van mij.
Een Turkse (getrouwde!) man die ik nog maar net had leren kennen nodigde zichzelf uit om samen in Hasselt uit te gaan. Hij vroeg of hij bij mij op de zetel mocht blijven slapen. Ik antwoordde dat ik liever had dat hij voor zichzelf een hotelkamer zou boeken want ik zou mij niet op mijn gemak voelen met een vreemde man op mijn zetel. Dat vond hij maar niks en sindsdien praten wij niet meer met elkaar. Hij ziet het probleem niet.
'Het gaat mij om de omgeving'
De reden dat ik dit stukje schrijf is niet enkel om de mannen aan te klagen die ongepast gedrag vertonen. Het gaat mij om de omgeving, meer bepaald om de collega’s die dieper en dieper in hun computerschermen doken telkens als een leidinggevende een ongepaste opmerking maakte. Wanneer ik hun aansprak en vroeg of ik overdreef in mijn reactie gaven ze mij altijd gelijk. Er was een grens overschreden, daar was iedereen het over eens.
‘Wat maakt dan dat jullie zwijgen of zelfs meedoen met de leidinggevende?’, vroeg ik dan.
(Ongemakkelijke stilte…)
De balans
'Zij zijn het slachtoffer van hun lafheid, hun onwetendheid en hun complexen en gebreken'
Iedereen (mannen én vrouwen) heeft een aandeel in elke context die ik heb beschreven. Maar dit is geen stuk om medelijden op te wekken. Noch heb ik de behoefte om hier een #MeToo-verhaal van te maken. Ik ben voor alle duidelijkheid geen slachtoffer. Zij zijn het slachtoffer van hun lafheid, hun onwetendheid en hun complexen en gebreken. De angst om ontslagen te worden of uitgesloten te worden is te groot bij die wegkijkers. Want wie klaagt, die zaagt. Of krijgt een bijnaam en ‘een reputatie’. Ongepast gedrag van mannen wordt jammer genoeg vaak in stand gehouden, gestimuleerd en zelfs toegejuicht door vrouwen. Kijk maar naar de vrouw die mijn moeder verweet dat ze mij verstopte voor potentiële huwelijkskandidaten. Dat ik nog maar 14 was, was zelfs geen issue. De vrouw die zei dat ik op de schoot van de directeur moest gaan zitten had in plaats van die opmerking te maken gewoon kunnen vragen of alles goed ging met mij. De vrouwen die mijn moeder verweten dat ze mij te veel als een prinses had opgevoed, hadden in plaats van dat gewoon beter kunnen zwijgen. De journalist is nog altijd een geliefd en populair persoon bij de vrouwen door zijn hoog aaibaarheidsgehalte. Alle andere mannen die ik in mijn tekst heb beschreven zitten nog altijd op hun stoel. Zij zullen altijd als eersten op de barricaden staan tegen seksuele intimidatie op het werk. De hypocrisie maakt deel uit van het circus waarin ze zich bevinden. Zondagskinderen die er zijn geraakt door dure wijn te bestellen in chique tenten voor andere mannen met invloed. Nooit echt gewerkt, wel altijd genetwerkt.
Dat is de balans van 39 levensjaren waarvan 20 jaren in de professionele wereld alwaar ik de spot, de pesterijen, de handtastelijkheden en de stiltes heb moeten verdragen en het liefst van al heb moeten ondergaan. Er zullen zich waarschijnlijk nog veel voorvallen voordoen waartegen ik mij zal moeten verzetten. En mijn reputatie zal die van een ‘moeilijke’ vrouw zijn en blijven. Maar ik geloof heel hard in de stem van de rechtvaardigheid en het fatsoen. Meer nog: ik geloof in mijn stem…
Commentaires