top of page
Foto van schrijverpinarakbas

Interview dokter Simon Coenen Pirard

Dokter Simon Coenen Pirard, 27 jaar en huisarts in opleiding, wilde zijn visie over de zorgsector online delen met mij. Hij is nog een paar maanden huisarts in opleiding in een huisartsenpraktijk in Limburg.  Hierna zal hij een vervanging overnemen van een zwangere collega in dezelfde praktijk. Aan werk immers geen gebrek. Het beroep van de huisarts is een medisch domein dat een knelpuntberoep dreigt te worden.

 

Waarom geneeskunde?

 

Ik was altijd wel goed in de wetenschapsvakken in het humaniora en dus geïnteresseerd in wetenschappen in het algemeen zoals wiskunde, fysica. Als je dan een studie moest kiezen aan de universiteit ontbrak het menselijke aspect in de vakken die mij interesseerden, vond ik. Ik keek naar de opleidingen voor burgerlijke of industriële ingenieur maar dan kom je meer in een soort van analytische bedrijfscultuur terecht. En geneeskunde bood alles wat ik zocht: een wetenschappelijke studie met een sociaal karakter. Ik koos dan uiteindelijk ook voor de opleiding tot huisarts, ook al vond ik bijna alle disciplines binnen geneeskunde heel interessant. Ik merkte tijdens mijn stages in het ziekenhuis dat ik toch een menselijke en sociale benadering miste. Als huisarts weet je net dat tikkeltje meer over je patiënten: werkt hij of is hij gepensioneerd, wiens partner is hij, hoeveel kinderen heeft hij? Dat maakte voor mij toch een doorslag in mijn beslissing om huisarts te worden. In een ziekenhuis merk je toch meer een afstandelijke benadering naar de patiënten toe.

 

Wat waren jouw eerste indrukken/ervaringen als stagiaire in de zorg?

 

Zoals ik al zei was die benadering naar de patiënt voor mij heel anders dan ik verwachtte. Maar als stagiair was je heel afhankelijk van de arts aan wie je gekoppeld was. Niet de dienst maar de arts bepaalde je leerrendement: was hij een arts die je graag mocht, dan kreeg je vrijheid om initiatief te nemen. Je hebt uiteraard als stagiair een beperkte vrijheid in je handelen, beleid bepalen doe je natuurlijk niet. Ik was al blij als ik eens een anamnese mocht opnemen of een onderzoek mocht uitvoeren bij een patiënt. Er waren ook stages waar de artsen je gewoon op een stoel lieten zitten maar daar haal je weinig leerrendement uit. Ik heb verschillende stages gedaan op verschillende diensten zoals neurologie, cardiologie, pneumologie, gastro-enterologie, geriatrie. Ik heb nog een stage in het buitenland voltooid op de diensten gynaecologie en pediatrie. Dat was in Zuid-Amerika. En als laatste heb ik nog op de spoeddienst, orthopedie en abdominale heelkunde de sfeer mogen opsnuiven.

 

Alles is in het begin heel boeiend en eigenlijk weet je niets over de praktijk. Maar tijdens die stageperiodes stijgen je leercurves zeer snel steil omhoog omdat je heel wat ziektebeelden bijeen ziet op een dienst.

 

Als je veel initiatief kan tonen, dan zijn de interacties met het zorgpersoneel op de werkvloer intenser. Ik heb als stagiair ook wachtdiensten moeten doen. Dan moet je de patiënten alleen zien, dus zonder je supervisor. En dan is het zeker nuttig om nauw samen te werken en te overleggen met de verpleegkundige die de patiënt heeft geïnstalleerd op de dienst. Als stagiair zijn de taken dan ook maar beperkt tot een anamnese invullen, een klinisch onderzoek en briefen aan de verantwoordelijke arts.

 

Wat waren jouw eerste indrukken/ervaringen als huisarts in opleiding?

 

Ik heb nu meer verantwoordelijkheden als huisarts in opleiding. Ik behandel wel patiënten maar de eindverantwoordelijke is de huisarts, mijn supervisor. Ik doe alles wat een huisarts doet, ik zie mijn patiënten en ik schrijf een behandeling voor. Ik kan nog altijd bij mijn supervisors terecht bij vragen of bij twijfels.

 

Het niet weten als beginnende professional kan natuurlijk angst opwekken maar al doende leert men. Je hebt meer verantwoordelijkheden maar ik heb nooit lang gepiekerd over een fout. Veel collega’s kunnen daar nachtenlang van wakker liggen. Je durft in het begin ook niet alles doen, zeker als je niet honderd procent zeker bent van je kunnen. Je vraagt sneller bevestiging van je collega’s.

 

Met welk zorgpersoneel werk je? (Thuis-) verpleegkundigen, praktijkverpleegkundige, thuiszorgorganisaties, zorgkundigen?

 

We hebben een praktijkverpleegkundige. Ik heb de opstart van een praktijkverpleegkundige meegemaakt in de huidige praktijk waar ik werk en dat is zeer boeiend om te zien. De taken van een praktijkverpleegkundige zijn vooral technisch zoals bloedafnames, staalafnames. De huidige praktijkverpleegkundige gaf tijdens de sollicitaties wel aan dat ze meer uitdagingen wenste en er zijn uitdagingen genoeg in een praktijk. Er zijn nog andere taken verbonden aan een praktijk zoals preventieve consulten, administratie en onderzoeken zoals spirometrie, ecg die een praktijkverpleegkundige ook kan afnemen. Onze praktijkverpleegkundige werkt halftijds bij ons.

 

Mijn samenwerking met de thuisverpleegkundige is vooral casusgebonden. Ik ben de jongste arts in deze praktijk waardoor ik nu nog minder huisbezoeken moet doen. Mijn contacten met de thuisverpleegkundigen zijn eerder ook beperkt tot de telefoon of tot de thuiszorgboekjes die bij de patiënten thuis liggen. Die communicatie verloopt over het algemeen wel goed. Met zorgkundigen heb ik zelden contact. Ik kom wel eens een zorgkundige tegen als ik op ronde ben maar je kan niet echt spreken van een samenwerking.

 

Er is een vlucht uit de sector gaande, zowel verpleegkundigen als zorgkundigen gooien de handdoek in de ring? Wat is je mening hierover?

 

In de praktijk zelf merken wij voorlopig nog niets van die vlucht. Maar ik denk wel dat een positie als praktijkverpleegkundige gegeerd is omwille van de regelmaat. Ik heb ook de indruk dat die vlucht niet zo veel invloed heeft op de thuiszorg. Alhoewel het toch ook wel moeilijk was om een nieuwe thuisverpleegkundige te vinden voor mijn grootmoeder toen haar vaste thuisverpleegkundige uitviel. Anderzijds heb ik een patiënte die thuisverpleegkundige is hier in de stad en zij vroeg of ik nog patiënten kon doorverwijzen naar haar. Blijkbaar is er een zware concurrentie gaande tussen de thuisverpleegkundigen onderling. Dat vind ik wel opmerkelijk.

 

Ik denk dat de zorginstellingen meer te kampen hebben met personeelstekort dan de eerstelijnszones. Ik hoor ook van veel patiënten die ook verpleegkundigen zijn dat ze enorm veel druk ervaren in de zorginstellingen. Ze geven ook aan dat het werk enorm zwaar is. Ze melden zich niet snel ziek, hebben de neiging om door te werken omdat het niet anders kan, omdat ze hun dienst niet in de steek willen laten. Dus je kan zeker stellen dat het werk van een verpleegkundige fysiek zeer zwaar is. Onze praktijkverpleegkundige werkt niet in een variabel systeem met wisselende nacht- en weekendprestaties. Ze moet nooit mensen optillen of mensen wassen. Ze heeft nog altijd die sociale interacties met de patiënten en een vast team. Dus de zorgzwaarte is zeer miniem, anders dan bij de verpleegkundigen die in een zorginstelling werken. Maar anderzijds heb je ook verpleegkundigen die een bepaalde adrenaline opzoeken in hun job zoals een spoedverpleegkundige die misschien neerkijkt op de positie van een praktijkverpleegkundige. Maar hoe ouder ze worden hoe meer ze beseffen dat die onregelmatige uren en de fysieke arbeid een weerslag zal hebben op hun lichaam en geest na een lange periode in dat ritme.

 

Ik denk ook dat het zorgpersoneel weinig respect krijgt in de zorginstellingen. Vooral in ziekenhuizen heb je nog altijd die hiërarchische organisatie. Een degelijke verloning zou ook al veel uitmaken, denk ik.  

 

Wat moet het beleid doen, zowel politiek als ziekenhuis, om het tij alsnog te keren? Vind je dat er genoeg inspanningen worden geleverd om de vlucht uit de sector tegen te houden?

 

Ik vind dat een heel moeilijke vraag want je kan een theoretische aanpak uitschrijven maar in de praktijk kan die aanpak heel lastig zijn om uit te voeren. Ik sta wel deels achter het beleid van de huidige minister van Volksgezondheid, Frank Vandenbroucke, om de eerstelijnszorg multidisciplinair sterker te maken. Zo verlicht je de zorgzwaarte in de tweedelijnszorg, dus in de zorginstellingen. Maar of dat in de praktijk gaat werken is nog maar de vraag. In Nederland is de eerstelijnszorg veel beter georganiseerd. Ik denk dat onze huidige gezondheidscultuur zeer moeilijk te veranderen is. In België zijn we het gewend om snel geholpen te worden: ‘ik ben vandaag ziek en ik moet vandaag geholpen worden.’ Onze gezondheidszorg is zeer toegankelijk maar daarmee schieten we ook in onze eigen voeten. Begrijp me niet verkeerd, ik vind dat zorg super toegankelijk moet zijn maar je creëert daardoor vaak heel veel werk en soms zelfs overbodig werk. Een simpele verkoudheid hoeft bijvoorbeeld niet behandeld te worden. In Nederland is die drempel toch wel hoger. Onze huisartsen zijn ‘overqualified’ en de kennis en tijd die je hebt kan je toch nuttiger besteden. Als je een overbelaste gezondheidszorg wilt verlichten moet je ook naar die kleine zaken kijken.

 

In België lopen we heel snel naar een huisarts. Zo’n ziekteattest bijvoorbeeld is extra werk voor ons. Ik begrijp de werkgevers ook wel. Maar dat zorgt alweer voor een overbelasting in de eerstelijnszorg. Ik ben wel voorstander van die ziekteattesten af te schaffen. In het begin zal er meer geprofiteerd worden van de situatie. Maar geef het een tijd en die omslag komt er wel. Uiteindelijk draait het ook om vertrouwen tussen de werkgever en zijn werknemer.

 

De administratieve rompslomp is enorm tijdsintensief. Ik vind die multidisciplinaire hervorming van de minister heel goed. Maar tegelijk gaat het bij hem gepaard met een forfaitaire verloning bij de huisartsen en dat baart mij zorgen in een maatschappij waar er al te weinig huisartsen zijn. Forfaitair wil zeggen een vaste verloning voor een bepaalde dienst om de kwaliteit van de zorg te verhogen maar dat stimuleert je juist minder om veel patiënten te zien. Die regelgeving rond forfaitaire verloning zal dan ook meer administratief werk teweegbrengen. In de GMD’s (globaal medisch dossier van de patiënten) moeten we nu al zeer veel zaken afvinken en registreren. In de toekomst zal die administratie significant vermeerderen. Uiteindelijk moet je een bepaalde zorgverlening of -prestatie of een consultatie met een patiënt kunnen rechtvaardigen om een forfait te verkrijgen. In Engeland bijvoorbeeld bestaat het NHS, National Health Service, waar alle artsen een soort van ambtenaar zijn. Ze werken van 9 u tot 17 u en het maakt voor hen niet uit of ze op een dag vijf patiënten of vijfendertig patiënten hebben gezien. Ze verdienen toch evenveel. De kwaliteit van de zorg is hopelijk beter daar maar ik kan mij voorstellen dat er gigantische wachttijden ontstaan daardoor. De vraag is hoe je de gulden middenweg kan vinden tussen een halt toeroepen aan een overconsumptie in de zorg en kwaliteit in de zorg.  

 

Daarnaast moeten de zorginstellingen hun hiërarchieën bijstellen. Ik heb op mijn laatste stage echt genoten van de samenwerking met de spoedverpleegkundigen. Op elke afdeling is een verpleegkundige een meerwaarde natuurlijk maar op een spoeddienst moet je je als arts net nederig opstellen tegenover het zorgpersoneel. Artsen horen dat meer te beseffen. In het operatiekwartier heb je ook teams die supergoed draaien maar ook teams waar de chirurg een instrument richting de verpleegkundige gooit. Terwijl je net zo veel meer bereikt als arts als je je naast je verpleegkundige opstelt in plaats van erboven. Je krijgt zo veel meer gedaan van verpleegkundigen als je op een normale manier met die mensen omgaat.

 

Ik heb ook de indruk dat alle macht in die zorginstellingen bestaat uit allemaal artsen zoals medische raden. Verpleegkundigen worden daar niet of te weinig in vertegenwoordigd, denk ik. Hoe hoger in de machtsstructuur hoe minder vertegenwoordiging van verpleegkundigen, ook zelfs op het niveau van de overheid. De macht ligt nog altijd bij de artsen. Uiteindelijk draait het om geld. Diegenen die het beleid bepalen, brengen het meeste geld binnen. Bij de artsen zie je dat in de ziekenhuizen. De ziekenhuisartsen die het meeste presteren, verdienen het meeste geld. In bepaalde segmenten in de geneeskunde zoals geriatrie, psychiatrie verdienen de artsen minder. Zij kunnen geen onderzoeken uitvoeren, zij praten alleen maar bij wijze van spreken, richten zich meer op het geestelijk welbevinden. Een anesthesist kan veel meer aanrekenen per prestatie, zoals verdoving en onderzoeken aanvragen op de intensieve afdeling en een nefroloog kan dialyses uitvoeren. Ook dialyses zijn opmerkelijk genoeg prestaties die meer opbrengen. Dus deze artsen verdienen het meeste geld en zij dragen ook het meeste af aan de ziekenhuizen. Ziekenhuizen draaien op de erelonen van de artsen. Dus de artsen die het meeste afdragen aan het ziekenhuis bepalen ook mee het beleid, niet alleen in de ziekenhuizen maar ook het beleid op overheidsniveau. De verpleegkundigen genereren geen geld. Money talks.

 

Persoonlijk ben ik niet zo gefocust op hiërarchie en status. Ik wil dat mijn patiënten mij aanspreken bij mijn voornaam. Maar ik heb wel collega’s die willen aangesproken met hun titel. Ook omgekeerd spreken ze hun collega’s aan bij hun titel. Het heeft voor veel huisartsen te maken met een bepaalde afstand creëren maar dat vind ik best ironisch want we werken in de eerstelijnszorg.

 

Ik denk niet dat er genoeg inspanningen worden geleverd om het tij te keren. Ik vind het zelf heel erg moeilijk. De inspanningen die op dit moment worden geleverd om de vlucht uit de sector tegen te houden zijn niet voldoende en ik voorspel dat het in de toekomst nog erger wordt.

 

Is arbeidsmigratie een duurzame oplossing?

 

Ik begrijp de urgentie van de huidige crisis in de zorgsector en dus ook de arbeidsmigratie die we vandaag zien in de sector. Ik ben op zich niet tegen die evolutie. Maar ik denk dat inzetten op onderwijs duurzamer is dan arbeidsmigratie. Het beroep en de studie verpleegkunde aantrekkelijker maken zou de focus moeten zijn. Er moeten meer stimuli aangeboden worden om de mensen warm te maken voor het beroep. Er moet voldoende instroom zijn om de ziekenhuizen te bemannen. Je kan niet blijven inzetten op arbeidsmigratie.

 

Wat moet de maatschappij doen? Het stigma van verpleegkundige/dienstmeid leeft nog altijd voort in de samenleving, hoe moeten we dit imago her- of bijstellen?

 

Is het de maatschappij of de zorginstelling die dat imago in stand houdt, vraag ik mij af. In een zorgsetting zijn er vaak verwachtingen van de patiënten en hun familieleden en verpleegkundigen zijn dan vaak het eerste aanspreekpunt. Maar zij mogen niet worden ingezet voor huishoudelijke of logistieke taken. Daar hebben die mensen niet voor gestudeerd.

 

Het lijkt mij moeilijk om de maatschappij te betrekken in de zorg. Ik zou eerlijk gezegd niet weten hoe je een bepaalde cultuur of beeldvorming kan veranderen.

 

Wat is goede zorg voor jou?

 

Goede zorg is voor mij patiëntgerichte zorg. Voor elke patiënt betekent dit namelijk iets anders. Maar alles begint wel bij de verwachtingen van de patiënten. Als je hieraan kan voldoen, ben je al heel ver. Toch moet de verwachting natuurlijk ook binnen een bepaalde redelijkheid vallen: zo kunnen we niet bij elke patiënt met hoofdpijn een scan uitvoeren omdat de patiënt dit verwacht.

 

Hoe zie jij jezelf als arts? Vind je van jezelf dat je een maatschappelijke rol hebt? Is het een deel van je identiteit?

 

Ik denk wel dat ik een maatschappelijke rol invul. Dat wordt toch soms gezegd: de huisarts is de pastoor van de 21steeeuw. De pastoor had vroeger een belangrijke rol in zijn gemeenschap en ik denk dat de huisarts die rol heeft overgenomen.

Ik scherm mijn identiteit als huisarts wel af. De oude huisartsprofielen die 24 u op 24 u en 7 dagen op 7 werkten, bestaan niet meer. Dat klassieke beeld van de huisarts is nu ook bijgesteld. Mijn werk stopt niet als ik naar huis ga maar ik probeer zo weinig mogelijk mee te nemen. Ik ben veel meer dan een huisarts. Ik behoor ook tot een andere generatie huisartsen die wel zijn grenzen kan afbakenen.

 

Is het een roeping?

 

Voor mij is het geen roeping. Dit beroep was geen ambitie die ik al van in mijn kinderjaren koesterde. Ik voel mij ook niet voorbestemd om dit beroep uit te oefenen. Ik heb op een rationele wijze mijn studie gekozen zonder een bepaalde jeugddroom te koesteren. Maar ik ben heel graag huisarts.

 

48 weergaven0 opmerkingen

Gerelateerde posts

Alles weergeven

De woonzorgcentra

Ik stopte met mijn studie. Ik kon de realiteit niet meer stroken met een wetenschappelijke studie waar ik enorm veel tijd en energie in...

Interview dokter Kurt Segers

Dokter Kurt Segers studeerde geneeskunde aan de VUB en is momenteel kliniekhoofd in een Brussels ziekenhuis. Hij is neuroloog en geeft...

Het Management

Ik ben in heel veel zaken naïef geweest maar ik geloof nog altijd dat invloed vanuit de werkvloer veel zaken had kunnen vermijden. Ik...

Comments


bottom of page