top of page
Foto van schrijverpinarakbas

Interview professor dokter Jasper Verguts

 

Professor dokter Jasper Verguts (49 jaar) is gespecialiseerd in algemene gynaecologie, urogynaecologie, robotchirurgie. Hij schreef in het najaar van 2022 een boek over endometriose en probeert op die manier de taboes over deze pijnlijke ziekte te doorbreken. Naast zijn werkzaamheden als arts geeft hij ook les over farmacologie en voortplanting op de hogeschool en universiteit in Limburg. Hij is verbonden aan een regionaal ziekenhuis maar houdt ook consultaties in een privépraktijk.

 

 

Waarom geneeskunde?

 

Wiskunde is altijd mijn grote liefde geweest in mijn jeugd. Het rationele karakter van wiskunde heeft mij altijd aangetrokken, ik lees er nog altijd boeken over. Het denkwerk van wiskunde is heel uitdagend maar ik zou daar geen voldoening uitgehaald hebben moest mijn carrière alleen maar draaien rond één onderwerp. De studie burgerlijk ingenieur was voor mij te theoretisch, ik wilde wat meer praktijkervaring opbouwen tijdens mijn studies. De studie bio-ingenieur was dan weer te veel gefocust op landbouw. Bij de keuze geneeskunde kon ik alle richtingen uit. Maar mijn keuze voor geneeskunde kwam zeker niet voort vanuit een maatschappelijke roeping. Mijn vader was ook gynaecoloog en ik ben in zijn voetsporen getreden. En ik heb er geen dag spijt van gehad.

 

 

Wat waren jouw eerste ervaringen/indrukken als assistent in de zorg?

 

De wereld van de geneeskunde was toen en is nog altijd een bijzondere wereld. Er was een heel andere omgang met elkaar. Ik heb nog een verpleegstage gedaan in mijn opleiding. De patiënt is in een afhankelijke positie en wil beter worden. Je krijgt een bepaalde paternalistische visie mee in je opleiding: ‘wij zorgen voor jou.’ De relatie zorgverstrekker en patiënt is gebaseerd op die afhankelijkheid. Dat heeft ook niets te maken met een superieur gevoel. Het heeft te maken met het beschikken over een bepaalde kennis en kunde om te zorgen voor mensen. Daar draaide mijn opleiding rond. Je wordt opgeleid om specifieke vraagstukken op te lossen rond gezondheid. Dat is bijzonder aan geneeskunde.

 

Herinner jij je eerste patiënt nog?

 

Mijn eerste stage was een verpleegstage en ik kreeg de instructies om een bloedafname uit te voeren bij een bedlegerige patiënt. Ik herinner mij dat hij heel goede, duidelijk zichtbare bloedvaten had. Die bloedvaten kon ik niet missen zei de verpleegkundige. En dan sta je daar met je materiaal, klaar om te prikken in die persoon. Het was voor mij de allereerste keer dat ik een bloedafname mocht uitvoeren als student. Daar was ik wel van onder de indruk. Ook mijn eerste operatie is mij altijd bijgebleven. Ik moest voor de eerste keer snijden in een mens. Die invasieve handelingen zijn altijd wel momenten waarbij ik stilsta bij de lichamelijke integriteit van de patiënten. Als je erbij stilstaat, dan breng je een litteken aan bij de patiënt. Ook al is het een behandeling ten gunste van zijn gezondheid. We mogen nooit routinematig te werk gaan. Het is ook gebaseerd op een vertrouwensrelatie: de patiënt legt zijn lot in jouw handen, ik mag hem behandelen, ik mag snijden in een mens. En ik vind dat bijzonder.

 

 Wat waren jouw eerste ervaringen als professional in de zorg?

 

Die therapeutische band blijft elke keer bijzonder bij elke patiënt, ongeacht de behandeling. Of ik nu een medicament moet voorschrijven, of een ingreep moet uitvoeren, het doel is genezen. Maar je moet met zo veel zaken rekening houden: is een medicament verenigbaar met andere medicamenten, wat is het toxisch plafond, zijn er bijwerkingen? Ik bepaal als arts wat mijn patiënt moet ondernemen om te genezen, ik geef instructies over zaken waar mijn patiënt niets van weet. Ik bepaal de toekomst en de genezing van mijn patiënten. Je kan best stellen dat er een grote verantwoordelijkheid op mijn schouders rust.

 

Elke patiënt is uniek. De uitdaging is de best mogelijke behandeling uitschrijven voor de patiënten. We moeten altijd patiënten behandelen, nooit een aandoening.  Ik werk in een discipline waar ik verschillende leeftijden over de vloer krijg. Dus daar is een flexibele benadering ook wel belangrijk. Elke leeftijd heeft een specifieke benaderingswijze en het belangrijkste is dat je je kan inleven in de wereld van de patiënten.

 

Kinderen en volwassenen hebben dan ook een andere benaderingswijze. Bij kinderen stel ik mij echt als dokter op, ik ben geen meneer. Ik leg alles heel duidelijk uit in hun taal. Zij kunnen op hun beurt alles heel goed relativeren.

 

Met welk zorgpersoneel werk je? Verpleegkundigen, zorgkundigen, logistiek?

 

Ik werk overwegend met vroedvrouwen en verpleegkundigen. Ik moet wel zeggen dat de verpleegkundige basiskennis van vroedvrouwen erg beperkt is. Er zijn te veel vroedvrouwen momenteel. Vroeger was een vroedvrouw nog operationeel op verschillende verpleegafdelingen maar dat mag niet meer. Vroedvrouwen mogen enkel nog op pediatrie, gynaecologie en materniteit werken omdat net die verpleegkundige kennis ontbreekt om op specifieke verpleegafdelingen te werken.

 

Hoe is je samenwerking met het zorgpersoneel?

 

Ik heb een goede verstandhouding met het zorgpersoneel. Ik ben niet snel kwaad, niet nors. Een goede arts stuurt op tijd bij en wordt nooit boos. Goede afspraken maken en heel duidelijk de verwachtingen verwoorden naar mekaar is zo essentieel. En als je wilt dat een verpleegkundige een bepaalde procedure correct nastreeft, dan moet de arts het eerst duidelijk uitleggen. Je mag er niet zomaar van uitgaan dat mensen kunnen raden of lezen wat jij wilt.

 

Mijn afdeling is al regelmatig verhuisd binnen het ziekenhuis waardoor ik al vaak nieuwe verpleegkundigen heb moeten opleiden. Dat zijn verpleegkundigen die op hun eigen diensten met voor hun bekende procedures en specifieke ziektebeelden werken waardoor ik al op voorhand weet dat ik moet rekening houden met hun algemene kennis over mijn discipline. Ik moet dieper ingaan op bepaalde behandelingen en dat kan gaan van medicatiebeleid tot post-operatieve zorg.

 

Die verhuizingen hadden vaak te maken met de interne organisatie van een ziekenhuis. Elk halfjaar zijn de diensten veranderd van locatie en dus ook van verpleegkundig team. Je moet dan procedures uitschrijven, ziektebeelden en behandelingen uitleggen, eventuele postoperatieve complicaties toelichten. Die verhuizingen hadden niet alleen te maken met een structureel personeelstekort maar ook met de evolutie van de zorgnoden in verschillende disciplines. Er zijn meer opnames van korte duur, meestal van één dag. Mensen mogen na één nacht observatie na een ingreep al naar huis. Dat verandert het werk ook van de verpleegkundige. Door minder bedbezetting is je dienst dan ook gemakkelijk verplaatsbaar binnen de organisatie.  En net dat geeft meer werkdruk aan het zorgpersoneel. Let op: ik moet als arts niet flexibel zijn, de verpleegkundigen wel. Zij moeten multi-inzetbaar zijn. Het is niet omdat je een diploma verpleegkunde hebt dat je alles weet. Het probleem is dat veel verpleegkundigen generalisten zijn maar op bepaalde disciplines heb je nu eenmaal specialistische zorg nodig. Ik kan mij voorstellen dat het frustrerend is voor veel verpleegkundigen, dat ze zich machteloos voelen en het gevoel hebben dat ze hun mensen niet de juiste zorg kunnen bieden ook al is die ambitie en motivatie er zeker wel.

 

Er verlaten meer en meer verpleegkundigen de sector? Wat is jouw mening hierover? Hoe komt dat?

 

Alles draait om de financiering van de ziekenhuizen. Die financiering is een gekend structureel probleem, de overheid springt wel voor een deel bij maar een ziekenhuis moet met verschillende factoren rekening houden in zijn financieel beleid. En als je dan hetzelfde werk door minder zorgpersoneel kan laten doen, dan ga je daarop besparen. Ik zeg niet dat personeel het eerste is waar men op gaat bezuinigen maar men zoekt naar oplossingen waar men de organisatie kan herschikken: dat kan van bedbezetting gaan tot fusies van diensten. Wat dat betreft is gynaecologie een klein discipline. Mijn patiënten hebben niet veel en niet lang zorg nodig. Complexe chirurgie vraagt uiteraard een langere ligperiode maar mijn patiënten hebben niet langer nodig dan één dag.

 

Is dat iets wat veel collega-artsen met elkaar bespreken? Ondervinden zij ook hinder in hun zorg?

 

Het personeelsverloop en -tekort wordt wel onder collega’s besproken. Ik ben al zo vaak van afdeling moeten veranderen wat maakt dat ik voor de zoveelste keer uitleg moet geven over mijn behandelingen. Elk halfjaar mensen opleiden werkt niet echt efficiënt, het komt over als verloren moeite. Dit is geen duurzame werkwijze en dat is het probleem van de artsen. Het uitzichtloze is het probleem, de langetermijnvisie ontbreekt vaak.

 

Wat moet het beleid doen? Wat moet de directie doen?

 

Het beleid zou eigenlijk een langetermijnvisie van tien tot twintig jaar moeten plannen. Het uitgangspunt zou moeten zijn: binnen twintig jaar willen we daar staan. Maar mensen blijven ook niet meer zo lang op één plaats dus investeren ziekenhuizen niet in een concreet en duurzaam beleid. Op dit moment handelen organisaties volgens de waan van de dag en stippelen op die manier hun beleid uit. Je hebt niet alleen een visie nodig maar ook infrastructuur, bekwaam personeel, degelijke opleiding. Zijn er überhaupt genoeg verpleegkundigen om die visie operationeel te maken? Want als het personeel ontbreekt, dan heb je niet veel aan je beleid. Dus hoe kan je de zorgsector, en meer bepaald het ziekenhuis, terug aantrekkelijker maken? Ik denk bijvoorbeeld aan de sfeer van de groep, van een team bevorderen. Hoe creëer je een veilige en stabiele werkomgeving, hoe draag je mekaar als groep? We zijn te individualistisch, iedereen werkt op zijn eigen eilandje, men houdt geen rekening meer met de principes van een groepsdynamiek. Je klopt enkel je eigen uren en verlaat het werk. Dat is tegen de groepsdynamiek in. En ik vind dat een jammere evolutie.

 

Patiënten worden ook veeleisender, middenkaders hebben geen voeling met de werkvloer. Ik kan mij voorstellen dat deze factoren demotiverend werken en daardoor mensen enkel maar hun uren werken en naar huis gaan. Maar, toegegeven, een ziekenhuis dat continu dingen verandert, zal nooit die stabiliteit en rust kunnen bieden. De structuur van een organisatie laat ook niet toe dat je een veilige werkomgeving kan creëren voor een groep. Continu afdelingen samenvoegen en teams uit elkaar halen of nieuwe teams creëren haalt ook de groepsdynamiek naar beneden.

 

Op politiek vlak moet de overheid zijn kerntaken op een verantwoorde wijze uitvoeren: onderwijs, zorg en infrastructuur moeten de nodige investeringen krijgen. Ik besef dat dat een vrij liberaal standpunt is. Een gezonde mens wil duizend dingen, een zieke mens maar één. Als je ziek bent, dan stopt alles. Er is weinig financiering van de zorg, er zijn besparingen, de sector is rusteloos. En de politiek zou eigenlijk die rust moeten terugbrengen in een systeem dat al decennia kolkt bij wijze van spreken. De politiek weet niet goed hoe ze de vlucht uit de sector moet tegenhouden. Er is gewoon geen gouden formule.

 

Ik stel ook vast dat mensen alle bijgekomen administratieve taken moe zijn. Er zijn te veel registraties in een patiëntendossier. De ziekenhuizen dekken zichzelf in waardoor we meer met administratie bezig zijn dan met de patiënten. Dat is niet de essentie van de zorg. En dat systeem van registraties, uitgestippeld door IT-ers en juristen, is geldopslorpend en ik vraag mij af hoe lang we dit nog gaan kunnen volhouden. Ik vind dat een akelige evolutie. Al die controlesystemen maken dat je je eigen werk ook niet efficiënt kan uitvoeren. De ziekenhuizen gaan keuzes moeten maken. Wil je mensen verzorgen, dan heb je zorgpersoneel nodig.

 

Wat moet de maatschappij doen? Het stigma van verpleegkundige/dienstmeid leeft nog altijd voort in de samenleving, hoe moeten we dit imago her- of bijstellen? `

 

De zorgsector blijft nog altijd een vrouwelijke aangelegenheid. Vrouwen gingen in het onderwijs of in de zorg, namen zorgtaken over. Daar is op zich niets mis mee, dat is historisch zo gegroeid, dat waren de typisch vrouwelijke, ‘zachte’ jobs. Je zag indertijd bijna nooit een mannelijke verpleger.

 

Het beeld van Florence Nightingale, het puur uit goedheid voor andere mensen zorgen, leeft nog altijd verder in de samenleving. Terwijl de zorg is veranderd, complexer is geworden. De zorg is technischer geworden. Het is moeilijk om die evolutie bij te benen voor de professionals, laat staan voor buitenstaanders.

 

De zorgprofielen moeten afgebakend worden door een uniform bijvoorbeeld. Mensen die maaltijden bedelen moeten andere uniformen dragen, een verpleegkundige is geen koffiedame. Er zal nooit iemand aan mij vragen of ik koffie wil brengen voor de patiënt. Ik ben een man. Mensen denken nu eenmaal in stereotypen, dat is gewoon zo. Ga je de maatschappij met de vinger wijzen? Ik vind dat echt moeilijk. Misschien moeten we onze jeugdboeken aanpassen om de stereotypen weg te werken. Je illustreert bijvoorbeeld een vrouwelijke arts en een mannelijke verpleegkundige. Sensibilisering kan werken. Educatie is hier zeer belangrijk. Het maatschappijbeeld volgt de evoluties op werkvloer niet altijd.

 

Hoe zie jij jezelf als arts? Vind je van jezelf dat je een maatschappelijke rol hebt? Is het een deel van je identiteit?

 

Ja. Ik heb een maatschappelijke rol, dat is een deel van mijn identiteit. Ik help mensen. En dat kan op vele gebieden: door educatie, door een boek te schrijven dat een bepaalde doelgroep aanspreekt, door te luisteren naar hun noden. Dat geeft mij voldoening.

 

Dat lesgeven is ook een maatschappelijke rol. In die zin is mensen opvoeden ook een soort van zorgtaak. Je helpt de andere persoon vooruit in het leven door kennisoverdracht.

Is het een roeping?

 

(Twijfelt)

 

Nee, het is geen roeping. Ik wilde wiskunde studeren en leerkracht worden. In het middelbaar gaf ik al bijles aan mijn klasgenoten. Ik vond het interessant om zelf verworven inzichten door te geven. Dat was meer mijn roeping: kennisoverdracht.

 

Maar geneeskunde is dat ook, net zoals kunde-overdracht. Je patiënt genezen door educatie geeft zo veel voldoening. Je geeft mensen instructies over een behandeling om hun gezondheid te bevorderen. En dat doen verpleegkundigen ook uiteindelijk.  Een complexe wondzorg en -heling geeft toch evenveel voldoening voor artsen als voor verpleegkundigen.

 

Ik schep voldoening uit het feit dat iemand anders beter wordt van mijn behandelingen, van mijn kennis over farmacologie en voortplanting. Dat is niet nobel want dat streelt mijn ego. Alle mensen hebben een ego. Dat ik kan bijdragen in de ontwikkeling van iemand, dat geeft mij voldoening. Het hoeft niet aan de grote klok gehangen te worden. Ik hoop dat elke arts en verpleegkundige dat gevoel heeft, dat je blij kan worden van een succesvolle behandeling. Dat je een gezamenlijke doelstelling hebt en erin slaagt om iemand beter te maken. Je wint samen en soms verlies je samen. En dat bedoel ik net met een stabiele groepsdynamiek creëren.

 

 

83 weergaven0 opmerkingen

Gerelateerde posts

Alles weergeven

De zorgketting rammelt

Ik verliet mijn eerste job als professionele verpleegkundige om na te denken over mijn toekomst in de zorgsector. Ik had een kans...

De clash

Ik wil mij zeker niet heiliger voorstellen dan de paus. Ik had veel dagen dat ik collega’s en studenten afsnauwde, dat ik kortaf was naar...

Comments


bottom of page