top of page
Foto van schrijverpinarakbas

Van student naar verpleegkundige

 Ik ploeterde verder en slaagde telkens met de hakken over de sloot tijdens mijn stages. Ik bleek een goede studente te zijn die toch wel enorme hoeveelheden leerstof kon verwerken. Ik scoorde goede punten tijdens de examenperiodes. Ik genoot van de kennis en het enthousiasme van de docenten die ons aanspoorden om deze theoretische kennis te gebruiken in de praktijk. Observeren, luisteren, linken leggen. Waarom ademt een patiënt op die manier? Wat zeggen zijn bloedwaarden? Waarom houdt hij vocht op en wat is zijn medische voorgeschiedenis? Welke medicatie neemt hij? Klinische observering om correct te rapporteren naar collega’s en artsen, daar werd op gehamerd op de schoolbanken.

 

Ik kwam in contact met de thuiszorg tijdens één van mijn stageperiodes. En ook daar waren de taken van een thuiszorgverpleegkundige niet boeiend voor mij, niet uitdagend genoeg. Iets anders dan mensen helpen met wassen tijdens de ochtendzorgen en medicatie klaarzetten leek de thuisverpleegkundige niet te doen. Maar daar lag de werkdruk nog hoger dan in een woonzorgcentrum. Dertig huisbezoeken op een voormiddag waren niet uitzonderlijk. En dan moest de thuisverpleegkundige snel haar lunch in haar auto nuttigen om aan haar middagtoer te beginnen. In de thuiszorg ligt ook de nadruk meer op de sociale reflex. De aanwezigheid van een thuisverpleegkundige was blijkbaar belangrijker dan alerte buren, bedacht ik mij tijdens die verschillende ritten naar een patiënt. Individualisme en vereenzaming in onze samenleving gaan hand in hand. Bejaarde mensen die alleen wonen of mensen met een psychiatrische problematiek zijn vaak kwetsbare doelgroepen.  Zij hadden een extra paar ogen nodig om tijdig in te grijpen als er sprake was van verwaarlozing of zelfs een zelfmoordpoging. Hier en daar kwam er wel eens een aanvraag binnen voor een postoperatieve wondzorg of een injectie gedurende een bepaalde periode. Maar voor de rest was het eentonig werken. Ik kan mij best wel voorstellen dat het werk van een thuisverpleegkundige aantrekkelijk is voor verpleegkundigen die in een bepaalde mate autonoom willen werken. Je zit niet continu gevangen tussen de vier muren van een ziekenhuis of woonzorgcentrum. En je bouwt een andere band op met de patiënten, een hechtere vertrouwensband dan de verpleegkundige op een dienst heelkunde waar je voor een ingreep wordt opgenomen en vrij snel terug naar huis mag. De ene zorgsetting is de andere niet en het is puur op basis van voorkeur dat de verpleegkundige kan kiezen waar hij of zij wil werken. Er is immers werk genoeg in de sector.

 

Ik had pech met mijn stageplekken. Ik mocht in de eerste jaren van mijn schoolloopbaan alleen stagelopen in woonzorgcentra waar de dagelijkse uitdaging niet meer is dan de bewoners op tijd te helpen met de ochtendzorgen. Terwijl mijn collega-studenten in ziekenhuizen op acute diensten elke dag hun leercurves zagen stijgen, moest ik de sleur van elke dag overleven in woonzorgcentra. Want chronisch zieke mensen zijn best zelfredzaam. Ze hebben niet veel zorg nodig. Mensen met een vergevorderd dementieel beeld hebben dan weer wel meer zorg en aandacht nodig. Maar er was geen tijd om een student uitleg te geven, boterhammen smeren en koffie uitdelen waren belangrijke taken die we zeker niet mochten verwaarlozen. Ik raad buitenstaanders met een mening over de zorgsector altijd aan om eens verschillende diensten mee te draaien in een drukbezette afdeling zonder voldoende personeel. Zorgkundigen die instaan voor vijfentwintig zorgbehoevende bejaarden zijn geen uitzondering. Basiszorgen zoals wassen en eten geven zijn de hoofdtaken. Aandacht voor het innerlijke, voor het mentaal welzijn en de beleving van de bejaarde persoon of patiënt zit er jammer genoeg niet altijd in. Hygiëne is belangrijk, voeding is belangrijk, aandacht voor het algemeen welbevinden is eigenlijk even belangrijk.  

 

Sommige verwarde bejaarden kregen antipsychotica toegediend, medicatie tegen hallucinaties en wanen. Eén bekend merk is Haldol die je per druppel toedient aan de patiënt. Ik herinner mij een woonzorgcentrum waar meer dan tien Haldol-flesjes waren uitgestald op de verzorgingskar van de verpleegkundige. Die flesjes waren gepersonaliseerd per bewoner. Deze flesjes waren voor de bewoners die structureel, dus op meerdere momenten van de dag Haldol-druppels kregen toegediend. In de laden van de verzorgingskar trof ik nog andere flesjes per bewoner aan, die waren voorbestemd voor de bewoners die af en toe agressief of verward gedrag vertoonden. Dan had je de mensen die al een resistentie hadden opgebouwd. Er was één bewoonster die nooit een helder moment vertoonde en die systematisch drie keer per dag 25 druppels Haldol, dus 75 druppels op een dag en nog meer bij onhoudbare verwardheid en agressie, kreeg toegediend. Het leek mij eerder dat de Haldol-druppels haar nog agressiever maakten. Ik was natuurlijk zo naïef om deze bedenking luidop te verwoorden in het bijzijn van een verpleegkundige waardoor ik een onvoldoende kreeg op mijn attitude. Vele jaren later zou er een Pano-reportage op de publieke omroep volgen over het gebruik en het misbruik van antipsychotica in woonzorgcentra.

 

Na mijn vierde stageperiode in alweer een woonzorgcentrum te hebben voltooid en nadat ik  verschillende verpleegkundige technieken enkel had geoefend op school op een simulatiepop, kreeg ik eindelijk een stageplek toegewezen in een ziekenhuis op de dienst acute geriatrie. Die ontvangst was beter, niet hartelijker maar ook niet onverschillig. Eerder streng maar dat was allemaal best, die houding tegenover studenten schrok mij niet af. Maar streng is nog niet rechtvaardig. Het is zeker niet mijn ambitie om dit boek als een Klaagmuur te gebruiken maar ik wil aantonen hoe zwaar het is voor studenten om te groeien tot een volwaardige professional in moeilijke omstandigheden.

 

Op een acute dienst met een specifieke doelgroep kom je verschillende ziektebeelden tegen. Dat is één aspect van flexibiliteit van de job waar men zo op hamert in vacatures. Zijn verpleegkundigen flexibel genoeg om linken te leggen en snel te reageren in acute situaties? Een bloedafname, intraveneuze toediening, complexe wondzorg, alles passeerde de revue op deze dienst. Alleen had ik deze technieken nooit geoefend op een echte persoon. De verpleegkundigen begrepen niet dat ik in deze fase van mijn opleiding, mijn tweede jaar, nog nooit een wondzorg had uitgevoerd. Mijn uitleg dat ik enkel stages had doorlopen in woonzorgcentra waar er niet veel acute zorg was werd meteen weggewuifd. Ik had geen kennis over medicatie, maakte steriliteitsfouten. Wanneer je niet behendig bent met ziekenhuismateriaal dan mag het natuurlijk niet verbazen dat die handelingen nog niet geroutineerd zijn. Dat mocht niet gezegd worden. Hop, alweer een onvoldoende op attitude. Als ik mijn beklag deed bij de docenten op mijn school zeiden ze allemaal dat er natuurlijk een focus lag op ouderenzorg want de vergrijzing was een feit in deze regio. Ik had echt het gevoel dat ik in een richting werd gepusht die ik niet wilde. Ik had werkelijk geen ambities in deze discipline en vreesde dat ik gedwongen werd om een carrière in de ouderenzorg uit te stippelen. Er is helemaal niets mis met deze tak in de zorgsector. Er zijn genoeg uitdagingen maar ik had zo de indruk dat de organisatie van de zorg veel te routineus werd gepland, er was geen visie in de ouderenzorg, geen inspraak van de bewoners. Beeld je in dat je op een geriatrische leeftijd bent gekomen dat je bewust kiest voor een opname in een woonzorgcentrum. En beeld je in dat je niet meer om 9 u ’s morgens kan opstaan, dat je niet op je gemak de kranten kan lezen bij de eerste koffie van de dag. Dat je niet meer mag uitslapen, dat je gedwongen wordt om elke dag met andere mensen de lunch of het avondeten te nuttigen. Dat je verplicht bent deel te nemen aan kinderlijke animatie waar je met een paar andere medebewoners een strandbal naar mekaar moet gooien. Beeld je in dat zo’n bejaarde man, die meer dan veertig jaar heeft gewerkt voor zijn gezin, door twee jobs te combineren, de stagiaire ’s ochtends moet smeken om een uur langer in bed te mogen liggen. Ik vergeet Rik nooit. Daarom zal ik nooit in een woonzorgcentrum kunnen werken. Vrijheid telt enkel voor de werkende klasse in deze maatschappij. Je ruilt je vrijheid in voor zorg, aandacht en veiligheid, aan de ingang van een woonzorgcentrum. Het zou natuurlijk al heel wat zijn als je een garantie kreeg op zorg, aandacht en veiligheid maar met de grote vlucht uit de zorgsector is die garantie ook maar een vodje papier. De woonzorgcentra zijn in mijn ogen lucratieve verblijfsvormen waar de bejaarde gezien wordt als één grote Euro-teken. Ik kom hierop terug in een ander hoofdstuk.

 

Ik wilde het opgeven. De studie kon mij barsten. Ik liep na mijn stagedag in het ziekenhuis die alweer niet zo succesvol was geweest naar mijn school om met een docente te spreken. Zij ontving mij met een hartverwarmende glimlach en een kopje dampende chocomelk van de automaat in de gang en luisterde naar mijn onsamenhangende monoloog die af en toe onderbroken werd door een hik of gesnik. Ik maakte gewoon geen kans, mijn leercurve in de praktijk was zo laag en ik was niet behendig met de verpleegtechnische handelingen. Was het ook niet een beetje de verantwoordelijkheid van de school dat ze mij altijd stageplekken in woonzorgcentra hadden toegewezen, vroeg ik mij af. Mijn collega-studenten hopten van de ene ziekenhuisdienst naar de andere en zij blonken uit in hun praktijkervaring. Ik had theoretische kennis maar kon die niet gebruiken op mijn stagediensten. Ik had gedurende vier stageperiodes mensen gewassen, gewerkt op snelle tempo, slappe koffie uitgedeeld en boterhammen zonder korsten gesmeerd. Meer werd er ook niet van mij verwacht. Het enige wat mijn docente antwoordde was dat ik geduldig moest zijn en dat de opleiding echt wel beter werd. Dat ik mij zou amuseren in mijn derde en laatste jaar. Ik keek haar aan door een waas van tranen, ongelovig en achterdochtig. Maar ik luisterde naar haar advies. En weet je wat, ze kreeg gelijk.

 

Ik zou bladzijden vol kunnen schrijven over studentonvriendelijke verpleegkundigen maar de ommekeer kwam er eindelijk in mijn derde en laatste jaar van de studie. Alle puzzelstukken vielen in elkaar. De theoretische kennis en de praktische kennis werden meer en meer getoetst tijdens mijn stageperiodes. Ik mocht wondzorgen uitvoeren, blaassondes inbrengen, drains van wonden verwijderen, hechtingen verwijderen en nog veel meer verpleegtechnische handelingen uitvoeren onder supervisie van een verpleegkundige. Alle verpleegtechnische handelingen die ik in het verleden was misgelopen door in een zorgsetting te werken waar er niet veel complexe en acute ziektebeelden voorkwamen haalde ik nu in door mij te werpen op patiënten en casussen die veel zorg nodig hadden.

 

Voor mijn allerlaatste stage, mijn afstudeerstage, werd ik in een revalidatiecentrum toegewezen voor mensen met een niet aangeboren hersenaandoening. Mensen die door bepaalde hersentrauma’s een eenzijdige verlamming opliepen en op die manier alledaagse handelingen zoals eten en drinken niet meer konden uitvoeren of specifieke motorische coördinatie met de ledematen terug moesten aanleren kwamen naar het revalidatiecentrum gedurende een paar maanden. Denk maar aan een handeling die je elke dag uitvoert maar waar je nooit bij stilstaat zoals het dopje van je tandpastatube met één hand terug kunnen op- en afschroeven. Ook hier, in dit revalidatiecentrum, waren er weer geen verpleegtechnische uitdagingen. Het werk bestond weer uit mensen begeleiden bij de ochtendzorgen en bij de toiletgang dacht ik.  

 

‘Alweer een chronische setting,’ zuchtte ik bij mijn stagebegeleidster.

 

Maar zij gaf mij de belangrijkste tip die ik misschien tijdens mijn allereerste les had moeten krijgen:

 

‘Kijk verder dan het ziektebeeld, Pinar, je gaat versteld staan.’

 

En zo leerde ik wat de veerkracht van de mens was.

 

Revalideren betekent eigenlijk terug waarde krijgen in iets. Je herstelt iets of je leert om te gaan met bepaalde beperkingen maar verlegt je focus en versterkt de restcapaciteit van je lichaam. Dit kan van alles zijn: een motorische of gecoördineerde handeling zoals met een vork eten, wandelpas, spraak, mond- en kauwbewegingen, slikfunctie, concentratie verhogende oefeningen. Iets wat dus niet meer werkt of wat moeizaam verloopt na een niet aangeboren hersenaandoening zoals een hersenberoerte of een hersentrauma door een ongeval. Een gekende aandoening is een CVA of cerebrovasculaire aandoening. Deze aandoeningen veroorzaken neurologische problemen met eenzijdige verlamming, psychiatrische en psychologische problemen zoals persoonlijkheidsstoornissen en depressies. Vaak is het geheugen ook ernstig aangetast. Mensen met een niet aangeboren hersenaandoening verblijven gedurende een bepaalde tijd in het revalidatiecentrum om hun zelfredzaamheid te verhogen en om hun geheugen te blijven trainen. De uitdaging was verpleegkunde met de handen in de zakken, zeiden de verpleegkundigen op deze afdeling. En dat was letterlijk te nemen. Mensen die je ’s morgens uit hun bed moest helpen, hadden enkel maar begeleiding nodig in hun dagelijkse structuur om het geheugen te blijven trainen en om hun lichamen te blijven uitdagen. Het gebeurde vaak dat een revalidant in de badkamer naar de tandenborstel bleef staren omdat hij geen idee had waarvoor ze diende. En dan stelde ik vragen als: ‘wat doen we met een tandenborstel?’ Ik kreeg vaak een brede en trotse glimlach terug omdat ze het antwoord wisten. Het was voor een stagiaire verdomd moeilijk om het washandje niet uit handen te nemen van een revalidant als je zag dat hij aan het worstelen was met zijn niet aangedane zijde, de enige hand die nog normaal functioneerde. We werden in onze opleiding meer geconditioneerd op zorgen voor zieke mensen in plaats van de zelfredzaamheid van patiënten te behouden en te stimuleren. Natuurlijk bespraken de docenten dat begrip, zelfredzaamheid, wel eens tijdens de lessen maar daar in het revalidatiecentrum groeide het besef dat revalidatie misschien wel de meest uitdagende discipline kon zijn in een zorgsetting. De revalidanten werden dagelijks geconfronteerd met de beperkingen van hun lichaam. De doelgroep was divers, ook jonge mensen konden hersentrauma’s oplopen. Dat kon dan ook confronterend zijn voor jonge stagiaires. Maar we waren goed omringd, het verpleegkundig team hield ons goed in de gaten. We werden voortdurend aangesproken op de indrukken die we elke dag moesten zien te verwerken.

 

Zo was er Harry, een gepensioneerde mijnwerker, een ruwe bolster met een peperkoekenhart en een warm gezin, die was getroffen door een hersenbloeding. Hij had veel dingen verloren: spraak, eenzijdige verlamming, waarschijnlijk zijn trots en persoonlijke integriteit omdat hij incontinent was. En zijn gezin ging gebukt onder dit leed. Vaak huilde Harry als zijn gezin naar huis ging na het dagelijks bezoek. Je zag dat hij een masker ophield voor zijn gezin om te zorgen voor zijn vrouw en kinderen. Het zou goedkomen, leek hij wel te willen zeggen. Hij lachte, probeerde de verpleegkundigen en de stagiaires te plagen, trakteerde op pralines als zijn gezin op bezoek was. Hij gedroeg zich telkens als een clown. Op het einde van het bezoekuur probeerde hij met handen en voeten aan zijn zonen en dochter uit te leggen dat hij met mij nog een kruiswoordraadsel zou invullen die avond. Ook al was er veel te weinig tijd daarvoor, we moesten nog een medicatieronde doen en alle verpleegkundige dossiers nog invullen. Maar Harry en ik hadden de afspraak dat we elke avond een paar woorden zouden zoeken als ik de late dienst had. Als stagiaire werd je ook gestimuleerd om die bijkomende activiteiten te ondernemen met de revalidanten. En ik vond het ook leerrijk en inspirerend om te observeren hoe mensen reageren op uitdagingen. Harry en zijn gezin namen afscheid van elkaar met veel geluid, veel vreugde en veel knuffels. Hij bleef zwaaien naar zijn gezin totdat ze uit zijn netvlies verdwenen en dan veranderde Harry in een andere persoon. Hij huilde en was neerslachtig. Harry was leeggezogen door de energie die hij investeerde in het manipuleren van de realiteit om zijn vrouw en kinderen het gevoel te geven dat hij nog steeds dezelfde vader en echtgenoot was. De realiteit was dat hij zijn spraak nooit meer zou terugkrijgen en dat hij nooit meer zou kunnen stappen waardoor hij dus eeuwig gekluisterd zou zitten in zijn rolstoel. Ik besefte dat Harry daarom zo hard stond op ons dagelijkse kruiswoordraadsel-moment en zijn handschrift. Hij moest nu ook met links leren schrijven omdat zijn rechterzijde niet meer functioneerde. Hij had een illusie gecreëerd om zijn familie te beschermen en deed zijn uiterste best om snel naar huis te kunnen gaan.

 

Maar na een tijdje breekt de illusie, soms komt het niet meer goed. En dan breekt het gezin ook. De zonen van Harry kwamen altijd praten met mij. Ik wist als stagiaire niet wat mijn plaats kon zijn in deze toenadering en raadpleegde de hoofdverpleegkundige. Moest ik die zonen doorverwijzen naar een professional? De hoofdverpleegkundige moedigde mij aan om die gesprekken aan te gaan. Er was een vertrouwensband dus waarom zou ik niet kunnen fungeren als een vertrouwenspersoon? Ik moest mij er altijd wel van bewust zijn dat ik mij niet mocht laten meeslepen met hun verdriet. Ook daar weer kreeg ik de boost die ik nodig had als stagiaire. Ik werd als een volwaardig lid van het verpleegkundig team beschouwd. Ik mocht deelnemen aan het overleg van het multidisciplinair team en luisteren naar wat de bevindingen waren van elke schakel in de zorgketting van psycholoog tot kinesist, ergotherapeuten, logopedisten tot verpleegkundigen en zorgkundigen. Ik leerde hoe een zorgketting werkte. Hoe een correcte en heldere communicatie onderling en ook naar patiënten en families toe van essentieel belang was in een zorgproces. Ik zag hoe zorgverleners hun revalidanten tot het uiterste dreven om hun capaciteiten ten volle te benutten, om terug zelfredzaam en dus ook onafhankelijk of minder afhankelijk te zijn van hun omgeving. Sommige revalidanten hadden geen opvangnet dus moest de sociale dienst zoeken naar een oplossing die werkte voor de revalidant. Ik zag de sociale kaart geraadpleegd worden van thuisverpleegkundigen tot residentiële zorg of zelfs verslavingszorg. Dit was verpleegkunde voor mij! De zorg was dus niet alleen maar een zorgbehoevende mens wassen en ad hoc oplossingen zoeken maar ook toekomstgericht denken. Wat gebeurt er na de ziekte? Hoe worden deze mensen opgevolgd, is er nog ambulante zorg nodig waarbij de revalidant kan blijven oefenen in de kinézaal van het revalidatiecentrum? Hoe zit het met vervoer, hoe moet de revalidant met een aangedane zijde in een auto stappen? Alle ingrijpende maatregelen werden genomen om de levenskwaliteit van de revalidant zo hoog mogelijk te houden.

 

De levens van de families kregen bij de ziekte van een revalidant ook een andere wending. Opeens waren ze niet meer de dochter, de zoon, de echtgenoot van maar de mantelzorger van. Hoe werd de zorg georganiseerd buiten de muren van het revalidatiecentrum? Daar kwam ik voor de eerste keer in aanraking met een bepaalde visie over zorgcultuur en zorgorganisatie. Ik beweer niet dat deze zorgaanpak in andere zorgsettingen zoals algemene ziekenhuizen niet voorkomen. Maar als stagiaire krijg je maar een fractie mee van wat zorg inhoudt. Je wordt niet in het hele zorgproces betrokken. Je wordt, om het cru te stellen, ook vaak gezien als een extra werkkracht tijdens krappe momenten. Extra handen aan bed dus.

 

De veerkracht van de mens zag ik niet alleen bij Harry, maar bij zo veel andere mensen die na hun hersentrauma terug wilden keren naar hun oude leven. Niets bleef bij het oude bij deze mensen. Maar ook niets leek te wennen, er vond elke dag wel een nieuw gevecht plaats: was het niet met hun lichaam, dan was het wel met hun geest. Het is daar dat ik ook zag wat rouwen was. Familieleden van verschillende revalidanten rouwden om hun geliefden die veranderd waren door hun neurologische problemen en zochten troost bij elkaar. Wij waren toeschouwers van een gezinsdynamiek die een nieuwe vorm kreeg. Opeens waren de rolpatronen die eigen waren in een gezin flink door elkaar geschud. En iedereen moest wennen aan een nieuwe rol in het gezin.

 

Mijn stage in het revalidatiecentrum heb ik beëindigd met de hoogste punten en met waarschijnlijk ook een immens schuldgevoel van de hoofdverpleegkundige naar mij toe. Er was een weekend waar ik van dienst was als stagiaire. Er waren niet genoeg verpleegkundigen waardoor ik een deel van de afdeling alleen moest coördineren. Dat wil ook zeggen dat ik de medicatietoer op mijn schouders moest dragen als stagiaire. Ik was op het einde van mijn opleiding en doorliep mijn laatste dagen. Ik moest enkel nog mijn eindwerk verdedigen voor een jury dat uiteraard over revalidatie ging. De andere verpleegkundigen voelden zich geroepen om mij te beschermen en vroegen de hoofdverpleegkundige een andere oplossing te zoeken. Volgens hen was ik nog een stagiaire en misschien was ik nog niet klaar voor de verantwoordelijkheid om een tiental revalidanten onder mijn hoede te nemen. Maar de hoofdverpleegkundige antwoordde dat ik al een geroutineerde verpleegkundige was in zijn ogen en dat hij mij vertrouwde. En ik zou niet alleen werken. De andere collega zou in de buurt zijn bij problemen. Het was een kwestie van erin springen volgens hem. Ik ben hem nog altijd dankbaar voor die woorden. Het is dankzij hem dat ik de moed heb gevonden om op verschillende diensten te werken in mijn professionele leven als verpleegkundige. Maar de vlucht uit de zorgsector en de krapte op de arbeidsmarkt waren toen al duidelijk. Ik, als kritische toeschouwer, kon al voorspellen hoe mijn carrière als verpleegkundige zou verlopen. Het personeelstekort was toen al voelbaar en immens. Zo immens dat ik op de laatste dag van mijn stageperiode in het revalidatiecentrum een contract kreeg aangeboden van de hoofdverpleegkundige om één dag na mijn afstuderen te beginnen op de afdeling. Ik vroeg of het mogelijk was om een tweetal weken rust te nemen en dan te starten op de dienst. Maar dat was volgens hem onmogelijk. Hij rekende op mij. Ik had enkele maanden op de afdeling gewerkt en ik zou meteen de draad kunnen terug oppikken. Een andere verpleegkundige zou eerst nog een opleiding en inwerkperiode nodig hebben, zei hij. Dat waren zijn exacte woorden en natuurlijk streelden zijn argumenten mijn ego. Ik studeerde af op 29 juni en startte op 1 juli. Qua flexibiliteit kon dit tellen. Plots was ik niet meer De Stagiaire maar De Verpleegkundige.  

 

 

 

 

 

 

 

49 weergaven0 opmerkingen

Gerelateerde posts

Alles weergeven

Werk, leer en verspreid je kennis

Mijn eerste werkdag als verpleegkundige viel dat jaar op een zaterdag. Het was ook nog eens de start van de zomervakantie. Geen wonder...

Interview dokter Simon Coenen Pirard

Dokter Simon Coenen Pirard, 27 jaar en huisarts in opleiding, wilde zijn visie over de zorgsector online delen met mij. Hij is nog een...

Comments


bottom of page